Gids voor de werkgever - Editie 2025

54 privévervoermiddelen. Het bedrag van terugbetaling kan bovendien ook afhankelijk zijn van het aantal afgelegde kilometers. Voor werknemers die niet met het openbaar of georganiseerd gemeenschappelijk vervoer naar het werk komen, is de werkgeverstussenkomst in de woon-werkverplaatsingen in principe volledig belastbaar. Indien deze werknemers echter in hun personenbelastingaangifte opteren voor de forfaitaire beroepskostenaftrek, dan kunnen zij genieten van een fiscale vrijstelling. Het maximaal jaarlijks vrijgesteld bedrag voor de tussenkomst in het woon-werkverkeer voor werknemers bedraagt 500,00 EUR (bedrag geldig voor inkomstenjaar 2025, aanslagjaar 2026). De werkgever mag maandelijks maximaal 41,70 EUR vrijstellen. Voor verplaatsingen met de fiets wordt een maximumbedrag van 0,36 EUR per kilometer vrijgesteld. Daarnaast wordt er vanaf 1 januari 2025 ook een plafond van 3.610 EUR per jaar (geïndexeerd bedrag voor aanslagjaar 2026, inkomstenjaar 2025) ingevoerd voor de fiscale vrijstelling. In mei 2023 werd door CAO nr.164 een veralgemeende fietsvergoeding ingevoerd. Deze CAO is aanvullend indien er geen sectorale afspraken zijn. Vanaf 1 januari 2025 bedraagt deze fietsvergoeding € 0,29 per met de fiets afgelegde kilometer. Deze fietsvergoeding is vrijgesteld van sociale en fiscale bijdragen. De maximale afstand waarvoor een vergoeding wordt toegekend is 20 kilometer per enkele reis. 23. Het gewaarborgd minimum maandinkomen De hoogte van het loon wordt door een individuele overeenkomst tussen werknemer en werkgever vastgesteld. Het loon mag echter niet lager zijn dan het minimumloon zoals dit werd bepaald in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's) gesloten in het paritair comité waaronder de partijen ressorteren. Gewoonlijk staat dat minimumloon in functie van een in het paritair comité uitgewerkte beroepsclassificatie waarin meestal ook de anciënniteit, de leeftijd of de scholingsgraad van de werknemer een rol spelen. Indien de partijen niet gebonden zijn door een sectorale CAO, hetzij omdat zij niet onder een bepaald paritair comité ressorteren, hetzij omdat het bevoegd paritair comité geen regeling heeft uitgewerkt, dan heeft de werknemer recht op het minimumloon vastgesteld binnen de Nationale Arbeidsraad. Als gevolg van de indexatie wijzigen de bedragen van het GGMMI vanaf 1 februari 2025: Leeftijd Maandloon Uurloon (38 uur) ≥18 jaar 2.111,89 EUR 12,8253 EUR 17 jaar 1.541,68 EUR 9,3625 EUR 16 jaar 1.414,96 EUR 8,5930 EUR Voor jongeren van 18, 19 of 20 jaar met een studentenovereenkomst of tewerkgesteld in het kader van alternerend leren en werken gelden volgende bedragen. (Dit minimum is niet in alle gevallen van toepassing. Vaak voorziet de sector eigen studentenlonen of barema’s die hoger liggen dan dit nationaal minimumloon). 20 jaar 1.863,43 EUR 11,3164 EUR 19 jaar 1.759,91 EUR 10,6878 EUR 18 jaar 1.635,68 EUR 9,9333 EUR

RkJQdWJsaXNoZXIy MzcyMTQ3