CLB-NIEUWS januari - februari 2025

WELKE FIETSEN? De nieuwe ficheverplichting is van toepassing voor: • bedrijfsfietsen (via leasing) die in het kader van een cafetariaplan, flexibel verloningsplan of ‘on top’ (bovenop het salaris) worden toegekend; • deelfietsen; • bedrijfsfietsen die door de werkgever worden aangekocht en die door de werknemer of bedrijfsleider mogen worden gebruikt voor woon-werkverplaatsingen. HOE MOET HET VOORDEEL WORDEN BEREKEND? De werkelijke waarde van het voordeel moet worden vermeld, rekening houdend met: • de aard van het aanbod: het voordeel zal verschillen naargelang de verkrijger enkel over een fiets beschikt of daarbovenop ook nog andere diensten geniet; • de grootte van het aanbod: het voordeel zal uiteraard verschillen naargelang de verkrijger permanent of slechts beperkt over de fiets beschikt; • de waarde van het aanbod: het voordeel zal verschillen naargelang de waarde die steeds inclusief btw moet worden vastgesteld; • de vaststelling van het voordeel: het is aan de werkgever om, voor elk geval afzonderlijk op basis van de feitelijke omstandigheden, het voordeel vast te stellen op zijn werkelijke waarde voor de verkrijger, zodat het overeenstemt met de door hem gerealiseerde besparing. VOORBEELDEN IN DE FISCALE CIRCULAIRE OVER DE FICHEVERPLICHTING: 1. Een werkgever leaset een fiets. De fiets maakt deel uit van een pool zonder te zijn toegewezen aan een specifieke werknemer. De werknemer kan het volledige jaar, telkens wanneer hij dat wil, beschikken over de fiets. Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de door de werkgever gedragen kosten. Het gaat in principe om de huur betaald door de werkgever voor het volledige jaar. 2. Een werkgever koopt een elektrische fiets en stelt deze permanent ter beschikking aan zijn werknemer (waarde: € 3.000), evenals de toebehoren (waarde: € 500). De werkgever neemt de herstellings- en onderhoudskosten (overeenkomst van € 80 per jaar) ten laste. De werknemer beschikt het hele jaar door over de fiets bij hem thuis. Er kan worden aanvaard dat het voordeel wordt vastgesteld op basis van de aankoopprijs van de fiets en de toebehoren gespreid over 5 jaar, zijnde de economische levensduur van de fiets, waaraan de kosten van de herstellings- en onderhoudsovereenkomst worden toegevoegd. • VAA = (€ 3.000 + € 500 = € 3.500) / 5 = € 700/jaar. • Onderhouds- & reparatiecontract (€ 80/jaar) = Totaal 780 €. Wanneer de fiets ter beschikking wordt gesteld vanaf 01.07.2024, zal het bedrag van het voordeel als volgt worden toegewezen: • Aanslagjaar 2025 (inkomsten 2024): 780X184/366 = € 392,13. • Aanslagjaar 2026 (inkomsten 2025) en nadien: € 780. WAT ALS WERKNEMERS EN BEDRIJFSLEIDERS KIEZEN OM DE WERKELIJKE BEROEPSKOSTEN TE BEWIJZEN? Deze werknemers en bedrijfsleiders zijn uitgesloten van de vrijstellingsregeling. Zij mogen een kostenforfait per afgelegde kilometer toepassen voor het gebruik van de fiets in het kader van verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling. Voor aanslagjaar 2025 (inkomsten 2024) bedraagt het geïndexeerde bedrag van dit kostenforfait € 0,35 per afgelegde kilometer. De werkelijk gemaakte kosten voor het gebruik van de fiets in het kader van de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling zijn, indien bewijs voorhanden is, in principe volledig aftrekbaar van de belastbare grondslag van de belastingplichtige. VOORBEELD: Mevrouw C. legt tijdens het belastbaar tijdperk 2024 (aanslagjaar 2025) woon-werkverkeer af met de fiets voor een totale afstand van 8.000 km. Haar werkgever betaalt haar hiervoor een fietsvergoeding van € 3.200 (namelijk € 0,40 x 8.000 km). Mevrouw C. kiest ervoor om haar werkelijke kosten aan te geven (aanslagjaar 2025), maar is niet in staat om het bewijs te leveren van de werkelijk gemaakte kosten voor haar woon-werkverkeer met de fiets: • € 3.200 (€ 0,40 x 8.000 km) - beroepsinkomen (belastbaar) • € 2.800 (€ 0,35 x 8.000 km) - forfaitaire kostenaftrek. 7 SOCIAAL SECRETARIAAT

RkJQdWJsaXNoZXIy MzcyMTQ3