De belangrijkste omgevingsfactor is roken. Roken verhoogt het risico op reuma en, eens men het heeft, zal het de efficiëntie van bepaalde geneesmiddelen verminderen. Bij artrose zijn meestal een aantal oorzakelijke factoren te vinden. Ook hier speelt een erfelijke aanleg een rol, ook weer zonder over echte erfelijkheid te speken. Beschadigingen in of rond een gewricht kunnen deze gewrichten ‘abnormaal’ belasten en artrotische veranderingen veroorzaken. Langdurige zware belasting van gewrichten is een belangrijke oorzakelijke factor. Dit kan gaan over lichamelijk zwaar werk, over intensieve sportbeoefening maar ook over overgewicht. SYMPTOMEN De symptomen van artrose en artritis lijken op elkaar maar vertonen toch ook een aantal verschillen. Enerzijds zal de plaats al eerder op reuma (kleinere gewrichten) of op artrose (grotere gewrichten) wijzen. Maar zoals hoger al vermeld is dit ook weer geen wet van Meden en Perzen. Reuma kan zich ook voordoen in grote gewrichten en ook de vingers kunnen artrotische veranderingen vertonen. De twee aandoeningen gaan gepaard met pijn. De pijn bij artrose wordt meestal erger door bewegen en verbetert door rust. Omdat de pijn in de loop van de dag verergert is ze ’s avonds vaak het ergste en kan ze het inslapen bemoeilijken. Naast pijnlijk zal het aangetaste gewricht dikwijls ook stijf zijn. Deze stijfheid voelt men het meest na een tijdje rust. Bij bewegen zal ze min of meer verdwijnen. Men spreekt in dit verband wel eens van ‘startpijn’. Na verloop van tijd zullen de aangetaste gewrichten minder en minder beweeglijk worden, totdat ze op het laatst nog amper kunnen plooien of strekken. Soms ziet men ook uitwendig afwijkingen en misvormingen, voornamelijk door de veranderingen in het bot. Bij artritis is er vaak uitgesproken ochtendstijfheid. De pijn is dikwijls ’s nachts het ergst. De aangetaste gewrichten zijn vaak gezwollen, rood, warm en pijnlijk. De aandoening kent een chronisch verloop, met opstoten en periodes van minder last. De opstoten kunnen de gewrichten aantasten, zodat op termijn deze gewrichten ook misvormd zullen worden. DIAGNOSE De arts zal artrose op basis van het klachtenpatroon al vermoeden. De diagnose zal meestal bevestigd worden door een klassieke radiografie. Door de achteruitgang van het kraakbeen zal de gewrichtsspleet vernauwd zijn. Men ziet eventueel botbeschadiging en/of osteofyten (botaanwas). Indien het artrose in kleinere gewrichten (bv. vingers) betreft, kan een bloedname nuttig zijn om het onderscheid met reumatoïde artritis te maken. De diagnose van reumatoïde artritis begint meestal ook met een ondervraging van de patiënt (wanneer en hoe vaak treedt de pijn op, zijn er uitlokkende factoren, meer ’s nachts of meer overdag, stijfheid…). Daarnaast zal de inspectie van de betroffen gewrichten vaak in de richting van artritis wijzen: roodheid, zwelling, warmte, pijn… Bloedonderzoek kan tekens van ontsteking aantonen, maar deze tekens zijn dan weer weinig specifiek. Een aantal factoren in het bloed (reumafactor, antinucleaire antistoffen) kunnen de diagnose bevestigen. Ze kunnen ze echter niet verwerpen. Bij een deel (20 à 30%) van de patiënten zijn deze factoren negatief, terwijl ze toch de ziekte hebben. BEHANDELING Bij de behandeling moeten we onderscheid maken tussen datgene wat de dokter voor ons kan doen en wat we zelf kunnen/moeten doen om het verloop van de aandoening te beïnvloeden. We schrijven hier niet ‘om de ziekte te genezen’, want volledige genezing is vooralsnog niet mogelijk, noch voor artrose, noch voor artritis. 23 Het belangrijkste wat je zelf kan doen om artrose te voorkomen en/of om de evolutie af te remmen zijn bewegen en gewichtsreductie. Hoe minder gewicht er op de knieën of heupen rust, des te kleiner het risico. En als het spreekwoord ‘rust roest’ ergens van toepassing is, dan is het wel bij artrose. Omdat artrotische gewrichten vaak stijf en pijnlijk zijn, is men geneigd ze minder te gebruiken. Deze houding heeft echter als effect dat de klachten zullen verergeren. Bewegen zonder al te grote belasting is dus zeker aan de orde. Een kinesitherapeut kan grote hulp bieden bij het aanleren van het juiste bewegingsprogramma: aard, duur en frequentie van de oefeningen of de bewegingen. Een kinesist kan je trouwens ook helpen in de voorbereiding van een operatie en in de revalidatie na de plaatsing van een prothese. EXTERNE PREVENTIE
RkJQdWJsaXNoZXIy MzcyMTQ3