CLB Nieuws mei /juni 2020
Virussen Een virus is iets compleet anders; afhankelijk van hoe men ‘leven’ definieert, zijn dit zelfs geen levende organismen (het heeft geen eigen stofwisseling en kan zichzelf niet vermenigvuldigen). Ook een virus is microscopisch klein, nog vele malen kleiner dan een bacterie zelfs. Waar we een bacterie nog kunnen waarnemen onder een gewone lichtmicroscoop, hebben we voor een virus een elektronenmicroscoop nodig: de afmeting van de meeste virussen varieert immers van 20 tot 300 nanometer (1 nanometer is één miljardste van een meter). Coronavirussen (zoals het Covid- 19 er een is) hebben een diameter van ongeveer 120 nanometer, 0.12 µm of 0,000.000.120 m (men heeft m.a.w. al meer dan 80.000 virussen nodig om een treintje van 1 centimeter te vormen). Waar we met heel veel bacteriën in de beste verhouding samenleven, ligt dat voor virussen compleet anders. We hebben die ‘dingen’ niet echt nodig. Het zijn in feite altijd onze vijanden. Virale aandoeningen variëren van tamelijk onschuldig tot dodelijk. Zo veroorzaken de ‘normale’ coronavirussen ‘gewone’ verkoudheden. In de jaren 80 van de vorige eeuw werden we dan weer plots geconfronteerd met een zeer dodelijk virus: het Human Immunodeficiency Virus of HIV: de veroorzaker van Aids. Ook ziekten als hepatitis A, B en C worden door virussen veroorzaakt, net zoals de seizoensgriep, sommige vormen van hersenvliesonsteking, mazelen, pokken, herpes, waterpokken en gele koorts. Voor het Covid-19 virus is de uitkomst zoals gekend nogal wisselend: het varieert van geen of amper ziektesymptomen tot de dood. Van samenstelling zijn virussen meestal tamelijk simpel: een streng erfelijk materiaal dat omgeven wordt door een eiwitmantel (geen echte celwand). Op zichzelf is een virus tamelijk hulpeloos: het kan zich zoals gezegd niet zelf vermenigvuldigen en het heeft geen eigen stofwisseling. Als een virus op een voorwerp terechtkomt (zoals de klassieke deurklink), dan zal het daar wel een tijdje ‘overleven’, maar het zal zichzelf er niet op vermenigvuldigen. Wanneer het virus echter de kans ziet in een gastheercel (zoals een cel in onze longen) binnen te dringen, dan verandert het plots van gelaat. Het gaat de controle van de cel overnemen en, gebruikmakend van het metabolisme van de cel, gaat het zich razendsnel vermenigvuldigen. Het moge duidelijk zijn hoe informatici aan de term ‘computervirus’ gekomen zijn. En wat het dubbel erg maakt: we hebben er geen verweer tegen. Antibiotica kunnen zeer goed van nut zijn tegen bacteriën, tegen virussen zijn ze nutteloos. Antivirale middelen (geneesmiddelen die de groei van het virus moeten afremmen) zijn nog zeer schaars en niet altijd even efficiënt. Voor een ziekte als Aids is intussen wel voldoende vooruitgang geboekt om de vermenigvuldiging van het virus te verhinderen. Voor Covid-19 zoekt de ganse wereld koortsachtig naar zo’n middel, maar heeft men het voorlopig nog niet gevonden. Gelukkig kunnen we ons ook tegen een aantal virussen vaccineren. Mazelen, hepatitis A en B, polio, gele koorts… allemaal ziekten waarvoor goede vaccins voorhanden zijn. Ook voor griep bestaat er een doeltreffend vaccin. Het enige nadeel van het influenzavirus (de veroorzaker van griep) is dat het constant van samenstelling wijzigt. We moeten ons dan ook ieder jaar opnieuw laten vaccineren, waar we voor andere ziektes jarenlang (tot levenslang) immuun blijven. Wat het nieuwe Covid-19 virus betreft is dan ook alle hoop gevestigd op de snelle ontwikkeling van een vaccin. In onderstaande tabel zijn de voornaamste verschillen tussen virussen en bacteriën nog eens opgenomen. Bacteriën Virussen Kunnen zichzelf vermenigvuldigen en hebben daarvoor geen gastheer nodig Kunnen zich enkel dankzij een gastheercel vermenigvuldigen Worden beschouwd als levende organismen Worden niet beschouwd als levende organismen Zichtbaar onder een lichtmicroscoop (de meesten zijn tussen 1 en 5 µm groot) Enkel zichtbaar onder een elektronenmicroscoop (tussen 0,02 en 0,300 µm groot) Beschikken over een echte celwand Beschikken niet over een celwand, enkel over een eiwitomhulsel Eéncellig Is geen cel Eenvoudig, cirkelvormig chromosoom met enkele duizenden genen Eenvoudige streng erfelijk materiaal met enkele tientallen tot honderden genen Zijn niet altijd (zelden) schadelijk (meestal nuttig) Zijn meestal schadelijk en nooit nuttig Vaak (maar niet altijd) gelokaliseerde infecties Meestal veralgemeende infectie Te behandelen met antibiotica Niet te behandelen met antibiotica Tegen een aantal bestaat een vaccin Tegen een aantal bestaat een vaccin Voorbeelden van ziekten: cholera, difterie, bacteriële meningitis, tetanus, ziekte van Lyme, gonorroe, syfilis... Voorbeelden van ziekten: aids, hepatitis A, B en C, seizoensgriep, mazelen, pokken, herpes, waterpokken, gele koorts… 16 Externe Preventie
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MzcyMTQ3