CLB Nieuws maart / april 2020

De zwangere mag niet verder werken Eigenlijk is het redelijk simpel: als de arbeidsomstandigheden een negatieve invloed op de zwangere of op haar kind in wording kunnen hebben, mag ze niet verder werken. Zoals reeds aangehaald: het gaat hier over oorzaak en gevolg. Als de oorzaak van het probleem of het risico in de arbeidsomstandigheden ligt, dan mag de zwangere niet verder werken en wordt ze profylactisch verwijderd. Als het gevolg van de toestand of de aandoening is dat de zwangere niet verder kan werken, zal er, zoals hoger vermeld, in principe van profylactische verwijdering geen sprake zijn. Een typisch en veel voorkomend voorbeeld van profylactische verwijdering is blootstelling aan CMV bij de kinderverzorgster van een kinderdagverblijf of de medewerkster in de buitenschoolse kinderopvang. Blootstelling aan het cytomegalovirus (CMV) tijdens de zwangerschap kan immers ernstige en blijvende schade bij de ongeboren baby veroorzaken. Omdat het virus de groei van cellen kan verstoren kunnen zich verschillende problemen voordoen: dit kan gaan van groeiachterstand tot oog- en ooraantasting (gehoorverlies), hersenafwijkingen…Ook al betekent het virus geen risico voor de zwangere zelf, moet ze natuurlijk verwijderd worden uit een milieu waar dit virus veel voorkomt. Andere voorbeelden zijn werkneemsters die met producten werken waarvan bekend is of waarvan vermoed wordt dat ze afwijkingen bij het ongeboren kind kunnen veroorzaken. Ook zij moeten natuurlijk uit dit risico verwijderd worden. Hetzelfde kan gezegd worden van stoffen en producten die een negatieve invloed op het erfelijk materiaal veroorzaken, of die kankerverwekkend zijn. Maar ook als de arbeidsomstandigheden een verhoogd risico geven voor de zwangere werkneemster, kan deze laatste verwijderd worden. Een typisch voorbeeld is het tillen van lasten. Door allerlei hormonale veranderingen is een zwangere gevoeliger om rugklachten te ontwikkelen. Daarom is het tillen van zware lasten gedurende de laatste 3 maanden van de zwangerschap en gedurende de eerste 10 weken na de bevalling verboden. Indien de taak dit soort belasting inhoudt, zoals bijvoorbeeld bij huishoudhulpen, zal de werkneemster profylactisch verwijderd worden. Ook m.b.t. nachtarbeid zijn in de wetgeving enkele bepalingen opgenomen: de zwangere kan, zonder medisch getuigschrift, vragen om de laatste 8 weken van haar zwangerschap vrijgesteld te worden van nachtprestaties. Mét een medisch attest kan dit in principe ook voor deze periode en tot maximaal 4 weken volgend op de bevallingsrust. Ook in deze gevallen moet de arbeidsarts deze vraag beoordelen en bevestigen. Tijdens de periode van borstvoeding gelden eveneens speciale maatregelen. Het doel is hier duidelijk: vermijden dat de baby negatieve gevolgen vanuit het arbeidsmilieu zal ondervinden. De risico’s die in de Codex zijn opgenomen, zijn grofweg dezelfde als die voor de zwangere werkneemster. Enkel wat betreft fysische en biologische agentia zijn er iets minder beperkingen. Voor de rest blijft het principe hetzelfde: als er een risico is en de werkgever kan geen aangepast werk aanbieden, dan kan de zwangere verwijderd worden. Dit borstvoedingsverlof wordt echter niet vergoed zoals het profylactisch verlof tijdens de zwangerschap. Tot maximaal 5 maanden na de bevalling krijgt de moeder het ‘normale’ bedrag van 60% van het geplafonneerde loon van de mutualiteit. Indien er geen beroepsrisico’s zijn, dan kan de moeder onbezoldigd verlof krijgen, op voorwaarde dat de werkgever zijn toestemming geeft. Check zeker onze infobrochure op de website voor meer informatie. 19 Externe Preventie

RkJQdWJsaXNoZXIy MzcyMTQ3