CLB Nieuws ma/apr 2021

Zoiets moet de overheid gedacht hebben toen ze kort na nieuwjaar een Koninklijk Besluit maakte waarbij ze de arbeidsartsen meer inschakelde in de aanpak van de Coronacrisis (KB van 5-1-21 betreffende de rol van de preventieadviseur-arbeidsarts bij de bestrijding van het corona-virus COVID-19, BS 21-01-2021). Zeggen dat onze gezondheidszorg tijdens deze COVID- 19-pandemie zwaar onder druk staat is een beetje een open deur intrappen. Dit geldt zeker voor de ziekenhuizen: medewerkers van de COVID-, spoed- en Intensieve Zorgen afdelingen lopen al een gans jaar op de tippen van hun tenen. Maar ook de eerste lijn, met op kop de huisartsen, worden in deze crisis zwaar belast. Mede om deze laatsten voor een stuk te ontlasten heeft de overheid deze speciale wetgeving uitgewerkt. Maar ook het gegeven dat arbeidsartsen een belangrijke rol hebben in de strijd tegen de verspreiding van het virus binnen de ondernemingen speelt een rol in het ontstaan ervan. Arbeidsartsen zijn vertrouwd met de risico’s en de reeds genomen preventiemaatregelen. Ze kunnen dus normaal goed inschatten of en waar er zich hoogrisicocontacten kunnen voordoen. Ze hebben ook een neutrale houding ten aanzien van zowel werkgevers als werknemers en ze zijn, als artsen, gebonden door het beroepsgeheim. Contactopsporing, quarantainemaatregelen opleggen en testen van werknemers behoren echter niet tot de taken van de arbeidsarts zoals die in de Codex over het Welzijn op het Werk zijn opgenomen. De sociale partners in de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk hadden in een advies van 7 oktober 2020 trouwens al een voorzet voor dit KB gegeven. Ze wezen toen al op de sleutelrol die de arbeidsarts kon spelen in de contactopsporing op de werkvloer, in het testen of laten testen van werknemers en in het uitschrijven van quarantaineattesten. Dit KB was dus nodig omdat in de taakomschrijving van de arbeidsarts weinig ruimte was om zich met de aanpak van de pandemie bezig te houden. Het KB, dat tijdelijk van aard is, verlegt de accenten die arbeidsartsen in hun werkzaamheden kunnen, mogen en moeten leggen. Het ‘tijdelijke’ betekent dat het KB wel een begindatum (21-01-2021) maar geen einddatum heeft. Het zal op een later tijdstip, wanneer de pandemie ten einde komt, weer worden ingetrokken. Het zou kunnen, maar dat moet later nog beslist worden, dat er op het einde van de rit een aantal overgangsmaatregelen gaan ingevoerd worden. Dit stuk wetgeving wordt trouwens ook bewust niet opgenomen in de Codex over het Welzijn op het Werk. Maar omdat deze bijkomende taken ongetwijfeld een invloed gaan hebben op de tijdsbesteding van de arbeidsarts (hij kan maar één taak tegelijkertijd uitvoeren) wordt ook ingegaan op de impact die deze bijkomende werkzaamheden op het normale gezondheidstoezicht kunnen/zullen hebben. Maar first things first: welke zijn de bijkomende taken die de arbeidsarts opgelegd krijgt? Opsporen van hoogrisicocontacten Van zodra de arbeidsarts kennis heeft van een werknemer die COVID-19 positief is en voor zover deze werknemer in de onderneming aanwezig was in de dagen voorafgaand aan de afname van de test of het optreden van de symptomen en/ of van zodra hij over aanwijzingen beschikt dat er een risico op een uitbraak bestaat in de onderneming, moet hij of zij de hoogrisicocontacten in de onderneming opsporen. Het gaat hier niet alleen over collega’s maar ook over leidinggevenden, de werkgever en anderen (bijvoorbeeld uitzendkrachten of klanten) met wie de besmette werknemer op het werk in contact is geweest en die dus mogelijks besmet zijn. De arbeidsarts moet zich daarbij natuurlijk houden aan de richtlijnen zoals die door de overheid (Sciensano) worden bepaald. De arbeidsarts houdt zich niet bezig met op opsporen van risicocontacten buiten de onderneming (familie, vrienden, andere contacten…). Dit is en blijft de opdracht van de contacttracers. De contactopsporing kan dus ook enkel plaatsvinden als de betroffen werknemer fysiek aanwezig was in dagen voor de positieve test of voor het optreden van de symptomen. Indien een telewerker positief test is het m.a.w. niet de taak van de arbeidsarts om contacttracing te organiseren. De arbeidsarts kan ook oordelen dat er risico op een Coronauitbraak is door bijvoorbeeld contacten met besmette derden (onderaannemers, klanten, bezoeker…) en daarom hoogrisicocontacten gaan opsporen. Voor uitzendkrachten hanteert het KB het principe dat de gebruiker verantwoordelijk is voor het welzijn op de werkvloer. De arbeidsarts van de gebruiker staat dan ook in voor de contactopsporing als een uitzendkracht positief test op COVID- 19. De uitzendkracht moet een eventueel quarantaineattest vervolgens bezorgen aan het uitzendkantoor (zie verder). All hands on deck 18 Externe Preventie

RkJQdWJsaXNoZXIy MzcyMTQ3