CLB Nieuws januari/februari 2020

Moet u ook een nieuw werkgelegenheidsplan voor 45-plussers opmaken? Sedert 2013 moeten alle werkgevers met meer dan 20 werk- nemers een werkgelegenheidsplan voor 45-plussers opstellen. Dit plan moet maatregelen bevatten om de tewerkstelling van oudere werknemers te behouden of te bevorderen. Om het aantal werknemers te bepalen, moet rekening gehouden worden met het aantal werknemers in voltijdse equivalenten op basis van de Dimona-aangiften én met het aantal uitzendkrach- ten in voltijdse equivalenten in de onderneming (op het niveau van de technische bedrijfseenheid) op de eerste werkdag van het kalenderjaar. De berekening van het aantal werknemers op 2 januari 2017 geldt voor een periode van 4 jaar. Werkgevers die op 2 januari 2017 meer dan 20 werknemers tewerkstelden, zullen dus verplicht zijn om een werkgelegenheidsplan voor 45-plussers op te stellen voor de periode van 2017 tot en met 2020. Op de eerste werkdag van 2021 zal er dan voor alle ondernemingen een nieuwe telling van het aantal werknemers moeten gebeuren. In het werkgelegenheidsplan moet de onderneming een aantal verplichte vermeldingen opnemen en moet de werkgever één of meerdere actiegebieden en concrete maatregelen vermelden, met als doelstelling om de tewerkstelling van 45-plussers in de onderneming te behouden of te bevorderen. Het kan gaan om maatregelen die nu reeds toegepast worden binnen de onder- neming of om de invoering van nieuwe maatregelen. Een werk- gever kan ervoor kiezen om jaarlijks een werkgelegenheidsplan op te stellen of om een meerjarenplan op te maken. Ondernemingen die in 2017 verplicht waren om een werkge- legenheidsplan voor oudere werknemers op te maken, kun- nen best controleren wat de geldigheidsduur van hun laatste werkgelegenheidsplan is. Is de geldigheidsduur van het laatste werkgelegenheidsplan ver- streken, dan moet er voor 2020 opnieuw een werkgelegenheids- plan opgesteld worden. De werkgever moet het ontwerp van werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers voorleggen aan de ondernemingsraad in het kader van de jaarlijkse inlichtingen. Deze bespreking moet gebeuren binnen de 3 maanden na de afsluiting van het boekjaar. Voor de meeste ondernemingen is dit dus tegen 31 maart 2020. Bij ontstentenis van een ondernemings- raad in de onderneming, zal het plan achtereenvolgens worden voorgelegd aan de vakbondsafvaardiging, het CPBW of de werk- nemers zelf. Na afloop van het werkgelegenheidsplan moet de werkgever de werknemersvertegenwoordigers of de werknemers zelf informeren over de resultaten van de maatregelen. Werd er een meerjarenplan opgesteld dat momenteel nog lopende is, dan blijft dit werkgelegenheidsplan geldig en dient er geen nieuw plan opgemaakt te worden. In dat geval moet de werkgever wel jaarlijks verslag uitbrengen van de voortgang van de maatregelen die opgenomen werden in het werkgele- genheidsplan. De werkgever moet het werkgelegenheidsplan gedurende 5 jaar bewaren en op verzoek van de inspectiediensten kunnen voorleg- gen. Een werkgever die geen werkgelegenheidsplan opmaakt, riskeert een strafrechtelijke of een administratieve geldboete. 12 Consult

RkJQdWJsaXNoZXIy MzcyMTQ3